Angststoornissen en Obsessieve compulsieve stoornis
Angststoornissen: Classificatie en Kenmerken
Angststoornissen zijn psychische aandoeningen die gekenmerkt worden door significante angst en vrees. Volgens de DSM-5 worden angststoornissen geclassificeerd op basis van de specifieke aard en triggers van de angst.
Kenmerken van Angststoornissen:
- Fysieke Kenmerken: Overmatig zweten, hartkloppingen, beven, duizeligheid.
- Gedragskenmerken: Vermijdingsgedrag, verhoogde waakzaamheid, rusteloosheid.
- Cognitieve Kenmerken: Aanhoudende zorgen, catastrofale gedachten, concentratieproblemen.
Soorten Angststoornissen:
Type Stoornis | Prevalentie | Beschrijving | Andere Kenmerken |
---|---|---|---|
Paniekstoornis | 2.7% tot 4.1% (VS) | Korte, intense perioden van angst met lichamelijke symptomen. | Hyperventilatie, gevoel van naderend onheil. |
Specifieke Fobieën | 3% tot 15% wereldwijd | Irrationele angst voor specifieke objecten of situaties. | Vermijdingsgedrag, onmiddellijke angstreactie. |
Gegeneraliseerde Angststoornis | Tot 20% van volwassenen per jaar | Aanhoudende en excessieve zorgen over verschillende onderwerpen. | Rusteloosheid, vermoeidheid, spierspanning. |
Obsessieve-Compulsieve Stoornis (OCD) | 1.2% tot 2.3% van de bevolking | Obsessies (onvrijwillige gedachten) en compulsies (herhaalde handelingen). | Herhaaldelijk handen wassen, controleren. |
Paniekaanvallen
Hoe een Paniekaanval Ontstaat
Paniekaanvallen kunnen voortkomen uit foute attributies, leidend tot mispercepties van stimuli en onjuiste interpretaties van de onderliggende oorzaken. Een voorbeeld is het gevoel geen lucht te kunnen krijgen, wat onterecht kan worden toegeschreven aan een levensbedreigende toestand, resulterend in een paniekaanval.
Deze misinterpretaties kunnen leiden tot een gevoel van controleverlies, wat vaak gepaard gaat met intense angst. De angst die hieruit voortvloeit, activeert het sympathische zenuwstelsel, wat op zijn beurt de bijnieren stimuleert om stresshormonen zoals adrenaline en noradrenaline af te scheiden. Deze hormonen versterken de lichamelijke sensaties, zoals hartkloppingen en ademnood, waardoor de perceptie van een aanstaande catastrofe - "Ik krijg geen lucht meer" - wordt versterkt.
Bovendien spelen biologische factoren en genetische aanleg een rol bij de gevoeligheid voor angst, wat sommige mensen vatbaarder maakt voor het ontwikkelen van paniekaanvallen. De combinatie van genetische aanleg, angstgevoeligheid en omgevingsfactoren draagt bij aan de complexiteit van deze stoornis.
Deze afbeelding laat zien hoe een paniekaanval kan gebeuren.
Voor meer informatie over de werking van het sympathische zenuwstelsel, klik op de knop heronder. Het begrijpen van de biologische mechanismen achter angstreacties is essentieel voor de behandeling en preventie van paniekaanvallen.
Biologische psychologiebehandelmethoden
Medicatie biedt snelle verlichting van acute panieksymptomen en kan effectief zijn op de korte termijn. Echter, voor langdurige verbetering wordt cognitieve gedragstherapie (CGT) aanbevolen, omdat het de onderliggende gedachtepatronen aanpakt die aan paniekstoornissen ten grondslag liggen.
CGT streeft naar het herstructureren van irrationele gedachten en het versterken van copingmechanismen, wat leidt tot duurzame verandering en verbeterde angstbeheersing. Hieronder volgen enkele kerncomponenten van CGT-programma's voor paniekstoornissen.
Kerncomponent | Beschrijving |
---|---|
Zelfmonitoring | Identificeren van triggers en bijhouden van angstige gedachten en gevoelens. |
Blootstelling | Systematische confrontatie met gevreesde stimuli om angstreacties te verminderen. |
Copingstrategieën | Aanleren van technieken zoals ademhalingsoefeningen om panieksymptomen te beheersen. |
Fobische Stoornissen
Fobische stoornissen, gecategoriseerd in de DSM-5, omvatten specifieke fobieën, sociale angststoornis (sociale fobie) en agorafobie. Deze stoornissen worden gekenmerkt door een intense en irrationele angstreactie die het dagelijks functioneren kan belemmeren. Hieronder wordt elke stoornis nader toegelicht, evenals de theoretische perspectieven die bijdragen aan ons begrip van deze aandoeningen.
Soort Fobie | Prevalentie | Beschrijving | Kenmerken |
---|---|---|---|
Specifieke Fobie | 3% tot 15% wereldwijd | Extreme angst voor specifieke objecten of situaties. | Onmiddellijke angstreactie, vermijdingsgedrag. |
Sociale Angststoornis | 6.8% (VS) | Angst voor negatieve beoordeling in sociale situaties. | Stress in sociale interacties, vermijding. |
Agorafobie | 2.5% - 6.7% (levensduur) | Angst voor situaties waaruit ontsnappen moeilijk kan zijn. | Vermijding van openbare plekken, afhankelijkheid. |
Specifieke Fobie
Bij een specifieke fobie ervaart een persoon een diepgewortelde angst voor specifieke objecten of situaties, zoals hoogtes, dieren, of het zien van bloed. Deze fobieën ontstaan vaak in de kindertijd en kunnen zich voortzetten in de volwassenheid. De levensfase waarin een fobie zich ontwikkelt, kan de prevalentie en ervaring ervan beïnvloeden.
Sociale Angststoornis (Sociale Fobie)
Sociale angststoornis omvat een extreme angst voor sociale interacties of prestatiesituaties waarin men het risico loopt op negatieve beoordeling door anderen. Deze aandoening kan ernstige sociale en beroepsmatige beperkingen veroorzaken.
Agorafobie
Agorafobie wordt gekarakteriseerd door een intense vrees voor situaties waarin men zich gevangen voelt of niet gemakkelijk kan ontsnappen, zoals in open of afgesloten ruimtes, menigten, of het gebruik van openbaar vervoer.
Theoretische Perspectieven op Fobieën
Vanuit het psychodynamische perspectief worden fobieën gezien als een conflict tussen het bewuste en onbewuste, waarbij onbewuste impulsen of verlangens zich manifesteren als een fobische reactie op een veiliger substituut dan het oorspronkelijke angstwekkende object.
Het leerperspectief benadrukt de rol van ervaring bij de ontwikkeling van fobieën, met name via klassieke en operante conditionering. Volgens O. Hobart Mowrer's tweefactormodel worden fobieën aanvankelijk verworven door klassieke conditionering en in stand gehouden door operante conditionering, waarbij vermijdingsgedrag wordt versterkt omdat het de angstige gevoelens vermindert. Voor verdere verkenning van de leertheorieën die ten grondslag liggen aan fobieën, bezoek: Leertheorieën.
Het biologische perspectief focust op genetische predisposities en de gevoeligheid van het individu voor angst, wijzend op een mogelijke erfelijke component van fobieën.
Het cognitieve perspectief kijkt naar de manier waarop mensen denken en informatie verwerken, en hoe overvoorspellingen van gevaar, catastrofale interpretaties en irrationele overtuigingen bijdragen aan het onderhouden van fobische reacties. De rol van hersengebieden zoals de prefrontale cortex en de amygdala bij de verwerking van angst en het reguleren van emoties is cruciaal in dit perspectief.
Deze afbeelding laat zien hoe het multifactoriële model van fobieën de complexe interactie tussen biologische, cognitieve en leerfactoren beschrijft die bijdragen aan de ontwikkeling van fobieën. Het verbindt genetische aanleg, neurobiologische processen, en stressgevoeligheid met cognitieve biases en leermechanismen zoals conditionering en observatie, die allemaal het risico op het ontstaan van fobieën kunnen vergroten.
behandelmethoden
Voor de behandeling van fobische stoornissen zijn verschillende effectieve methoden beschikbaar:
- Geleidelijke Blootstelling: Deze therapie omvat stapsgewijze confrontatie met de fobische stimulus, waardoor de angstreactie geleidelijk afneemt.
- Flooding: Bij deze intensieve aanpak wordt de persoon direct en langdurig blootgesteld aan de fobische stimulus, met als doel de angstrespons te verminderen door gewenning.
- Cognitieve Therapie: Deze benadering richt zich op het identificeren en wijzigen van negatieve denkpatronen en overtuigingen die bijdragen aan de fobie, waardoor de angst wordt verminderd.
- Medicatie: In sommige gevallen kan medicatie, zoals anxiolytica of antidepressiva, worden voorgeschreven om symptomen van fobische stoornissen te verminderen.
Obsessieve-Compulsieve en Verwante Stoornissen
Mensen met OCD ervaren terugkerende obsessies of dwanghandelingen, verstoren hun dagelijkse routine, en kunnen tot wel een uur besteden aan dwangmatige handelingen. Een obsessie is een ongewenste, terugkerende gedachte of drang die niet onderdrukt kan worden, terwijl een compulsie een herhalende gedraging is. Hieronder volgen enkele voorbeelden:
Obsessieve Gedachten | Compulsieve Gedragspatronen |
---|---|
Angst voor besmetting | Herhaaldelijk handen wassen |
Onrealistische angst voor ongeluk | Herhalen van bepaalde woorden |
Angst voor het maken van een fout | Controleren of apparaten zijn uitgeschakeld |
Type Stoornis, Prevalentie, Korte Beschrijving, Kenmerken
Type Stoornis | Prevalentie | Korte Beschrijving | Kenmerken |
---|---|---|---|
Obsessief-Compulsieve Stoornis | 2-3% | Obsessies en dwanghandelingen die het dagelijks functioneren verstoren | Herhaalde, ongewenste gedachten en dwangmatige gedragingen |
Verzamelstoornis | 2-5% | Overmatige behoefte om voorwerpen te bewaren, ongeacht hun waarde | Moeite met weggooien, resulterend in overvolle leefruimtes |
Haar Uitrekstoornis | Zeldzaam | Herhaaldelijk uittrekken van het eigen haar, leidend tot haarverlies | Betrekking op intense drang om het haar uit te trekken |
Huidpulkstoornis | Zeldzaam | Herhaaldelijk pulken aan de huid, resulterend in beschadiging | Gebrek aan controle over het pulken en herstel van de huid |
Theoretische Perspectieven
Cognitief Perspectief: OCD wordt vaak benaderd vanuit een cognitief perspectief, waarbij ongewenste gedachten en de betekenis die aan deze gedachten wordt gehecht, centraal staan. Specifieke delen van het brein, zoals de frontale kwabben, spelen een rol bij het reguleren van deze gedachten.
Leer Perspectief: Volgens het leer perspectief kan OCD worden gezien als een operante respons. Dwanghandelingen worden negatief bekrachtigd doordat ze tijdelijke verlichting bieden van de angst, wat het gedrag in stand houdt.
Behandelmethoden
Blootstelling met Responspreventie: Deze behandelmethode houdt in dat de persoon wordt blootgesteld aan de angstige situatie (blootstelling), terwijl het dwangmatige gedrag wordt voorkomen (responspreventie), waardoor de angstrespons wordt verminderd.
Cognitieve Gedragstherapie: Deze benadering richt zich op het identificeren en veranderen van negatieve denkpatronen en overtuigingen die ten grondslag liggen aan obsessies en compulsies.
Medicijnen: Selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI's) zoals fluoxetine kunnen worden voorgeschreven om de symptomen van OCD te verminderen.
Verzamelstoornis
Verzamelstoornis, ook bekend als hoarding disorder, is een psychische aandoening waarbij individuen de drang voelen om overmatige hoeveelheden voorwerpen te bewaren, ongeacht hun werkelijke waarde. Deze stoornis gaat verder dan wat als normaal of redelijk wordt beschouwd, en het verzamelen leidt vaak tot ernstige problemen in het dagelijks functioneren.
De afbeelding is van cashmancentermn.com
Gegeneraliseerde Angststoornis (GAS)
Gegeneraliseerde angststoornis is een psychische aandoening die wordt gekenmerkt door overmatige, oncontroleerbare zorgen over alledaagse situaties en gebeurtenissen. Mensen met GAS ervaren vaak buitensporige angst en bezorgdheid, zelfs als er geen directe aanleiding of dreiging is. Deze zorgen kunnen zich richten op diverse aspecten van het leven, zoals werk, gezondheid, financiën, en relaties.
Theoretische Perspectieven
Psychodynamisch Perspectief: Dit perspectief suggereert dat gegeneraliseerde angststoornis kan voortkomen uit onopgeloste conflicten en onderliggende psychodynamische factoren, zoals onderdrukte emoties en onbewuste angsten.
Leerperspectief: Het leerperspectief benadrukt dat GAS het resultaat kan zijn van aangeleerde reacties op stressoren. Negatieve ervaringen en bekrachtiging van angstige gedachten kunnen bijdragen aan het ontwikkelen en in stand houden van de stoornis.
Cognitief en Biologisch Perspectief: Het cognitieve perspectief richt zich op de rol van disfunctionele denkpatronen en irrationele overtuigingen bij het ontstaan en voortduren van GAS. Het biologische perspectief kijkt naar neurochemische onevenwichtigheden en genetische factoren die de stoornis kunnen beïnvloeden.
Behandelmethoden
Medicijnen: Voor de behandeling van gegeneraliseerde angststoornis kunnen medicijnen zoals selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI's) of benzodiazepines worden voorgeschreven om symptomen te verminderen.
Cognitieve Gedragstherapie (CGT): CGT is een effectieve benadering waarbij de focus ligt op het identificeren en wijzigen van negatieve denkpatronen en het aanleren van gezondere copingstrategieën. Exposuretherapie kan ook worden toegepast om blootstelling aan angstopwekkende situaties te oefenen en de angstrespons te verminderen.
Kenmerken:
- Moeite met het wegdoen van voorwerpen, zelfs als ze geen praktische waarde hebben.
- Overvolle leefruimtes, waardoor de normale beweging in huis wordt belemmerd.
- Emotionele gehechtheid aan verzamelde items, ongeacht hun nut.
- Angst voor het verliezen van voorwerpen en de behoefte om ze te bewaren.
Behandeling: De behandeling van verzamelstoornis omvat vaak een combinatie van therapieën, waaronder cognitieve gedragstherapie (CBT) en blootstelling met responspreventie. Het betrekken van familieleden en het opbouwen van een ondersteunend netwerk is ook essentieel voor succesvolle behandeling.